Seizoen 2008

Introductie van de Mosler Challenge

In 2008 ontstond binnen de Dutch Supercar Challenge de Mosler Challenge, waaraan rijders van een Mosler deel konden nemen. Zij scoorden dan punten voor de GT-divisie van de DSC en voor de Mosler Challenge apart. Het leidde er onder andere toe dat Martin Short met zijn Mosler MT900R toetrad tot de DSC en dat ook Berry van Elk met een Mosler aan de start verscheen. Tevens was de Sport II-divisie opgericht, de nieuwe opstapklasse in de DSC.
 
In de GT-divisie ging de strijd tussen een drietal deelnemers. Cor Euser had een goede start van het seizoen en schreef de eerste twee races op zijn naam. Daarna kwam echter Martin Short aan het roer, want hij schreef de twee daaropvolgende races op zijn naam.  Ook Robert de Graaff en Philippe Ribbens mengden zich met de ETEC-Viper in de strijd om het kampioenschap.
 
Naarmate het seizoen vorderde kreeg Cor Euser meer en meer te maken met technische problemen. Hierdoor stapte hij regelmatig over van zijn Marcos ‘La Bomba’ LM600 naar zijn Marcos Mantis +, die echter niet zo competitief bleek als de LM600. Euser viel door dit alles steeds verder weg in het kampioenschap, waardoor de strijd tot en met de finaleraces ging tussen Martin Short en equipe De Graaff/Ribbens. Die finaleraces bleken echter een domper voor Robert de Graaff en Philippe Ribbens, omdat hun Viper tijdens de zaterdagrace kapot ging. Short kreeg op deze manier de titel in de schoot geworpen, maar had hier het gehele seizoen zeer hard voor moeten werken.
 
In de Supersport I-divisie ging de strijd tussen Henk Thuis in de Porsche 997 GT3 en de Renault Méganes van Carworld Motorsport. Thuis had zijn zaakjes dit seizoen goed voor elkaar, want de ‘racende opa’ eindigde alle races die hij finishte op het podium! Thuis vocht felle duels uit met onder andere Michael Donovan maar vooral ook met Jochen Habets en René Wijnen.
Waar Thuis vaak op het podium stond gold dit echter niet voor Jochen Habets en René Wijnen. Beiden hadden vaak te kampen met technische problemen aan hun Méganes en zagen zo veel podiumplaatsen letterlijk in rook opgaan. Als Habets finishte was dit namelijk meestal vooraan. Ook in het finaleweekend bleef Carworld Motorsport niet van problemen bespaard. René Wijnen crashte bij de start en Jochen Habets scoorde door technische problemen niet veel punten. Henk Thuis schreef wederom twee overwinningen bij op zijn naam en kroonde zich zo terecht tot kampioen in deze divisie.
In de Supersport II-divisie had een nieuw team zich aan het front gemeld. Nou ja, nieuw waren ze niet maar wel in deze divisie. Het was namelijk JR Motorsport, dat de voorgaande seizoenen veelal in de Supersport I-divisie actief was geweest. Voor Pieter van Soelen had het team een nieuwe schitterende BMW 1-serie opgebouwd met de allerlaatste snufjes. Ook nieuw waren Robin en Ferry Monster, die dankzij sponsor RIWAL met een Seat Leon SuperCopa hun intrede deden in de DSC.
De gebroeders Monster bleken snel, want zij scoorden in hun debuutseizoen maar liefst tien podiumplaatsen. Niet raar ook als je hun staat van dienst bekeek; zij waren immers in hun racecarrière in al hun deelgenomen kampioenschappen kampioen geworden. Toch kwamen ze ditmaal tekort, want Pieter van Soelen bleek vaak met zijn bolide een klasse apart. Tijdens de Finaleraces werd het nog spannend doordat Van Soelen zijn bolide probeerde te sparen. Toch bleken zijn twee vijfde plaatsen genoeg voor het kampioenschap.
 
In de Sport I-divisie ging de strijd om het kampioenschap tussen de Belg Luc de Cock en de Nederlanders John van der Voort en Peter Claassen, die een zeer mooie BMW 1-serie hadden opgebouwd. Nieuw was het team van Van der Kooi Sportscars, die zich met een paar Lotussen ook mengden om de strijd in het kampioenschap.
 
Tot het laatste raceweekend waren er nog vier kanshebbers voor het kampioenschap. Luc de Cock, Jan van der Kooi, Onno van Rheenen en het duo Van der Voort/Claassen deden hun uiterste best om in dit raceweekend alles uit de kast te halen. Jan van der Kooi eiste twee overwinningen voor zich op, maar dit bleek niet genoeg. Met een tweede en een vierde plaats verzekerde Luc de Cock zich namelijk van het kampioenschap in deze divisie.
 
Tot slot was er dit seizoen ook de Sport II-divisie. Deze divisie gold als instapklasse van de Dutch Supercar Challenge, en herbergde verschillende bolides. Zo was Spirit Racing vertegenwoordigd met een paar Clio’s en reden er ook verscheidene Mini Coopers mee. Het seizoen bleek een inkoppertje voor Spirit Racing, want zij boekten overwinning na overwinning in deze divisie. Rob Nieman bleek van de coureurs van Spirit Racing de snelste, en troefde met maar liefst elf overwinningen zijn teamgenoten af.