seizoen 2001

Een nieuwe start in 2001

De allereerste race van de nieuwe (Dutch) Supercar Challenge werd verreden op het TT-circuit van Assen. Er stond al direct een vol veld van 43 wagens aan de start verdeeld over vijf divisies. Dit waren de GT-, de supersport- , de sport I- en de sport II-divisie, daarnaast was er een speciale divisie voor de voormalige Marcos Mantis Cup. 
 


In de winter was hard gewerkt om de Dutch Supercar Challenge op deze manier op te zetten. Een aantal personen stonden aan de basis van dit succes; waaronder Wim Noorman die zijn Marcos Mantis Cup integreerde. Ook waren de teamchefs Ron Braspenning en Rene Stam en Bert Moritz, én van de oprichters van de voorloper van de DSC, de Supercar Cup, van de partij. De nieuwe coördinator werd Dick van Elk.

 

Er was een nieuw reglement samengesteld met een duidelijke indeling in de 5 bovengenoemde divisies en strakke regels. Samen met de voorzitter van de NAV, Bauke Geersing waren goede afspraken gemaakt over de werkverdeling. De klasse kreeg een hoge mate van zelfstandigheid en werd technisch en organisatorisch ondersteund door de NAV, waarbij vooral Marian de Jong een belangrijke rol speelde. 
 


Al vanaf de eerste race bleek de nieuwe opzet een succes, er ontstonden spannende gevechten op de baan en telkens waren er volle startvelden. Het samenstellen van de kalender verliep dat eerste jaar nog wat moeizaam. Er stonden nog voornamelijk NAV-club evenementen zonder al te veel toeschouwers en vrij weinig ambiance op het programma.

 

Dat wil echter niet zeggen dat het niet gezellig was op de paddock. Al vanaf het eerste weekend beschikte de klasse, mede dankzij de hulp van Eurotech en Ab Noorman, over een eigen herkenbare hospitality tent. Op de paddock werd dit al snel  de centrale ontmoetingsruimte voor rijders en gasten.

 

Vooral de prijsuitreikingen op de zondag door Bert Moritz vormden een hoogtepunt. Niet op de laatste plaats door de charmante Jeanette Albronda die Bert in bijzondere outfits assisteerde en soms ook heel bijzondere prijzen uitreikte.   
  


Ook op het publicitaire vlak werd stevig aan de weg getimmerd om de klasse neer te zetten, BMW-rijder Casper Camp maakte op video fraaie promo’s en wedstrijdverslagen. Fastcompany verzond tientallen persberichten en Marcos rijder Rick Engelkes produceerde voor RTL Autosport een prachtige televisiespecial die in december van dat jaar werd uitgezonden. Video materiaal dat overigens via de website van de Dutch Supercar Challenge nog steeds te bekijken is.

 

Ook in sportief opzicht was het een spannend jaar, er werden in totaal 10 races van doorgaans 60 minuten verreden op de circuits van Zandvoort, Assen, Zolder en Spa-Francorchamps.
 


In de Marcos divisie was het duo Cor Euser/Peter van der Kolk ongenaakbaar, zij wisten vrijwel altijd de pole position te bemachtigen en de snelste ronde te rijden. Zij hadden dit seizoen 4 overwinningen op hun naam staan en vielen slechts én keer uit. Toon van den Haterd werd in het eindklassement 2e en Hans Ambaum 3e.  

 

De GT-divisie had relatief weinig deelnemers en daar ging de strijd om de kop tussen Herman Buurman in een Marcos en René Snel in de Porsche GT3 RS. Buurman wist uiteindelijk de voorsprong te behouden.  

 

In de supersportklasse was Ruud Olij in zijn BWM vaak de snelste, maar door regelmatig voorkomende technische problemen kwam hij niet verder dan een 4de plaats. Henry Wallaard wist het eerste kampioenschap in zijn Porsche te winnen, Nol Köhler werd tweede en Rudolf van Soelen derde. 
 


In de sport-I-divisie wist alleen Charles Vink tussen vier Braspenning-rijders te eindigen. Arjen Vels versloeg Arthur Janssen tijdens de finalerace op Zandvoort en werd kampioen.

 

In de sport-II-divisie is het Dirk-Jan Hofmans die zijn teamgenoot Nico Been in een Renault 5 Turbo verslaat. Met het hoogste puntenaantal in alle vijf divisies mocht Hofmans zich tevens de eerste Dutch Supercar kampioen overall noemen.